• Chronique par Guy Peters dans Enola (25 novembre 2013)
Jazz en poëzie, een gevaarlijk huwelijk. Laat het z’n voorspelbare gangetje gaan, en je belandt al snel in een gemakzuchtig post-beatnik/hipstersfeertje van onsamenhangend dronkemansgewauwel; The Heart Of Saturday Night voor karaokehelden. Laat de fantasie de vrije loop en dan steekt weer het risico de kop op dat je niet te maken krijgt met een kruisbestuiving, maar muzikale/verbale action painting zonder focus. Het is, zeker als je het doet vanuit de avant-garde, iets dat weggelegd is voor de zeldzame experts. En dat is net wat Dalachinsky en Léandre tonen dat ze zijn.
Steve Dalachinsky is een van de weinige levende dichters die niet alleen geïnspireerd wordt door de freejazz van figuren als Charles Gayle, Roscoe Mitchell en Cecil Taylor, maar ook geen kans voorbij laat gaan om de confrontatie aan te gaan met dat soort artiesten. Vooral het voorbije decennium kende zijn oeuvre een immense groei, met een hele resem vaak bekroonde dichtbundels, liner notesvoor freejazzalbums, en aardig wat samenwerkingen met o.m. William Parker en Daniel Carter, muzikanten die niet liever hebben dan het verkennen van nieuwe mogelijkheden, of het nu is met muziek, beeld of woord.
Enter Joëlle Léandre, grande dame van de contrabas en een uitgesproken karakterartieste die met een achtergrond vol gecomponeerde muziek en vrije improvisatie gekomen is tot een intimiderende beheersing van het instrument en zelf eigenlijk beschouwd kan worden als een strijdvaardige klankdichteres. Voor deze opnames uit 2012 zorgde zij voor vrij geïmproviseerde ondersteuning van Dalachinsky’s voordracht, een natuurlijke match die te nemen of te laten is.
Dat betekent niet dat The Bill Has Been Paid vrij is van wrijving, van contrasten en van tegendraadsheid. De twee artiesten zorgen er in hun drie gezamenlijke stukken voor dat de luisteraar getrakteerd wordt op een hoorspel dat de opperste concentratie vergt, maar wel goed is voor een hypnotiserende intensiteit. Onderga dit met een koptelefoon in de aanslag, en je bent getuige van een vriendschappelijke, maar gedreven uitwisseling van verbale en muzikale schermutselingen.
Opener “Vocalise (For Jeanne Lee)” is een binnenkomer van jewelste, waarin Dalachinsky, geïnspireerd door de invloedrijke zangeres/dichteres Lee, een monoloog afsteekt over thema’s als leven en vrijheid, existentiële gedachten aangevuld met grootstadsymboliek, gevoerd door een universum van geladen metaforen, stotterende herhalingen, associatief geratel, ritmische blues, stekelige alliteraties en slissende sisklanken. De stijl en sound van Léandre is minstens even imposant, met een grove strijkstok die afwisselend wild, knorrig, agressief en jennend klinkt.
Het meer ingetogen “Son Of The Sun (After Magic)” legt de nadruk meer bij de (verbale) poëzie. Dat werkt ook prima, maar mist de spanning van de straffe opener. “Sweet & Low (Word Of Light And Love / The Bill Has Been Paid)” is dan weer een bevlogen oefening die door z’n compactere duur geen seconde verveelt. Dalachinsky gaat hier ook weer zeer expressief te keer, soms bijna amechtig hijgend, percussief gerammel ontlokkend aan een openlijk geprovoceerde Léandre, die maar al te graag de haar voor de voeten geworpen handschoen opraapt.
De drie duetten worden op hun beurt nog eens gevolgd door solostukken, hier “Interludes” genoemd, van Léandre, waarvan de twee laatste amper een minuut duren, maar in dat tijdsbestek meer dan voldoende bewijs bieden van haar unieke en excentrieke stempel. Of je deze taaie klepper regelmatig gaat opzetten is maar de vraag, maar voor wie bereid is om er wat moeite voor te doen, zal dit een performance zijn die laat horen dat de dadendrang van de artiesten uit de Harlem Renaissance en de beatperiode nog altijd doorwerkt in de creativiteit van deze vitale zestigers.
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Sorry, the comment form is closed at this time.